Een voormalige kennis van me schrijft boeken. Het is zijn passie. Die boeken stuurde hij vroeger naar uitgevers. Soms werden ze uitgegeven, meestal niet. Dat weerhield hem er niet van noest door te schrijven.
Hij ontpopte zich als een veelschrijver, in dat opzicht vergelijkbaar met Simon Vestdijk, over wie Roland Holst zei dat hij sneller schreef dan God kon lezen. Van alles wat hij schreef stuurde hij mij het manuscript. Op een gegeven moment voelde ik me als de god van Roland Holst: het was niet bij te houden.
Uit de hand
De schrijver liet merken te hechten aan mijn oordeel. Eens gaf ik hem een tip voor een toevoeging die een plot zou kunnen versterken. Hij nam die ter harte. Een andere keer schreef ik dat hij zichzelf met een boek herhaalde. Hij trok de keutel meteen in. Ik voelde me er ongemakkelijk onder, ik wilde die verantwoordelijkheid niet, al helemaal niet omdat ik geen verstand heb van literatuur. Ik lees wel eens een boek, maar dat is het dan ook. Eigenlijk bewees ik hem een vriendendienst die uit de hand liep.
Rigoureus
Hij had inmiddels voor zijn werk een eigen uitgeverijtje opgericht. Met lood in de schoenen trok ik zowat iedere maand zijn zendingen uit de brievenbus. Dikke pakken vaak, want manuscripten van 600 pagina’s waren geen uitzondering. Ten einde raad vroeg ik hem tenslotte zijn zendingen te staken, met als argument dat ik wel eens wat anders wilde lezen dan alleen hem. De boodschap kwam niet over. Ik besloot tot een rigoureuze daad en stuurde een boek ongelezen terug. Misschien dat hij het nu begreep.
Grote broek
Sindsdien heb ik niets meer van hem vernomen. En, geef ik toe, hij ook niets van mij. Soms knaagt mijn geweten: heb ik hem, een gevoelsmens, niet te hard aangepakt? Had ik me maar nooit met zijn werk bemoeid. Ik was er geleidelijk ingezogen, maar dat neemt niet weg dat ik een veel te grote broek had aangetrokken met mijn commentaren. Maar hij schrijft nog altijd lustig voort. Dat heb ik gelukkig niet voor hem verpest. Mocht hij alsnog geniaal blijken, dan heb ik de literatuur niet bestolen. Dat ik het niet meer hoef te lezen ervaar ik als winst. Toch nog lichtpuntjes dus.
Uit de pen
Nu wil het geval dat ik bevriend ben met een andere schrijver, een man met een bescheidener productie, al heeft hij in de loop der jaren een respectabel oeuvre aan verhalen en gedichten opgebouwd. Laatst stuurde hij mij een nog ongepubliceerd verhaal. Dat was voor het eerst. Hij had me verteld dat hij dat stuk uit de pen had. Ik heb hem zelf gevraagd of ik het mocht lezen. Dat mocht. Maar nu heeft hij het me gemaild met de opmerking: ‘Aan jou er iets aan te doen waar ik de vruchten van plukken kan.’ U zult uit het voorgaande hebben begrepen dat ik die rol niet begeer. Wat nu? Ga ik weer die te grote broek aantrekken?
Klompen
Niet reageren is bot, dus geen optie, maar ik kan me natuurlijk op de vlakte houden, reageren met: leuk verhaal, of zelfs: goed verhaal, en het daar bij laten. Maar dan doe ik hem te kort en eigenlijk is het ook mijn eer te na. Die eer zegt: eerlijk zijn. En dan zou ik moeten schrijven dat ik sommige wendingen in zijn verhaal niet begrijp, sommige zinnen anders zou schrijven en sommige passages zou weglaten. Zulke dingen liggen gevoelig. Moet ik met mijn klompen in die porseleinkast gaan banjeren? En dan loop ik ook nog kans lelijk door de mand te vallen, want een zin waarvan ik zeg: ‘joh, die loopt niet’, kan zomaar een beroemd citaat uit de wereldliteratuur zijn. Leer me hem kennen, in zulke instinkers grossiert hij.
Parket
Ik heb me weer eens in een lastig parket gemanoeuvreerd: eerst moet ik beoordelen of ik mijn oordeel ga geven, en zo ja, ga er maar aan staan. Ik slaap er nog een nachtje over, maar eigenlijk weet ik al waar het op uitdraait.
Soms is het leven een oordeel.
3 reacties
Doet me denken aan aan tekening van Gummbah: een man in een rolstoel geeft commentaar op een verhaal van een andere man. “Deze zin loopt niet lekker”, zegt hij. De andere man denkt vervolgens (gedachtenwolkje); ” Nee, jij loopt lekker”. De tekening is mooier.
Geef hem de raad zijn manuscript naar een schrijver te sturen die hij enorm bewondert. Die raad gaf ik al eens aan verschillende patiënten met de mededeling dat deze topper het beste zou kunnen beoordelen of een manuscript iets was. In al deze gevallen zag de schrijver in spé ervan af.
Een uitzondering was de man die schitterende gedichten schreef, waarvan de zin ‘ik dicht in het voorportaal van het gesticht’ mij trof. Hij had geen behoefte aan een oordeel van wie dan ook. Hij viel niemand lastig. Hij schreef, hij dichtte.
Zou het niet interessant zijn om in samenspraak zo’n boek door te lopen?
Je moet er natuurlijk wel zin in hebben…