Een jeugdvriendje vertelde me laatst dat onze familie bij de buurt als excentriek te boek stond. Daar keek ik van op, want ik kon me eigenlijk maar één gezinseigenaardigheid voor de geest halen. Dat was onze poeptent. Die kon de buren moeilijk zijn opgevallen, want hij kwam uitsluitend tevoorschijn tijdens onze vakanties, ver buiten hun gezichtsveld.
Ik groeide op in de jaren vijftig en zestig; Nederland zat in de wederopbouw en vakanties waren niet voor iedereen weggelegd. Destijds was het voor je lol bezoeken van verre oorden in ons land nog geen mensenrecht, evenmin als het achter consumpties op terrassen zitten. Wel zaten er bleekneusjes bij mij in de klas die naar vakantiekolonies werden gestuurd om aan te sterken. Dat waren pas tijden. Zulke vakantiekampen zijn er nu trouwens weer.
Bevoorrecht
Wij behoorden dus tot een bevoorrechte groep. Vader, moeder en vier kinderen in de auto, bagage achterin en bovenop, en daar gingen we. Het eerste jaar naar Ommen, waar we op een proefkamp van de ANWB afstudeerden voor een kampeerpaspoort. Het jaar daarop ging het naar België, latere jaren volgden Denemarken, Zweden en Frankrijk. En maar regenen. Mijn vader hield van wildkamperen. Daar stonden we dan, van god en de wereld verlaten, ergens in de natuur of op een boerenweilandje: een grote tent, twee kleine tentjes en onze poeptent.
Huisjehoppen
Mijn vader groef een gat in de grond, de uitgegraven aarde in een bultje ernaast. Boven het gat een klapstoeltje, triplex zitting met een gat. Daaromheen kwam de tent te staan. Hij ging dicht met drukknopen, dus je moest hem niet te strak opzetten. Wie erop zat moest een roodgeblokte wimpel buiten hangen: bezet! Na gedane zaken schepten we wat grond van het bultje over onze excrementen. Ik herinner me vooral de vette zwarte bromvliegen en hoe de tent schudde als de enige volwassen man in ons gezelschap er op zat -ik noem geen namen. Was het gat vol, dan groef mijn vader een paar meter verderop een nieuw gat en verhuisde de poeptent. Je zou dus kunnen spreken van een hink-stap-sprongplee. Of huisjehoppen.
Ontberingen
Het taaie ongerief heet een boek van Theo Thijssen. Het is een vermakelijk vooroorlogs tijdsdocument dat gaat over kleding. Wat mij betreft past die boektitel ook perfect op een vertoog over reizen en stoelgang. Het schijnt dat we weer weg mogen van Rutte en De Jonge, dus dat wordt weer relevant. Maar van reizen moet je houden. Dat lukt het best als je niet nadenkt over de ontberingen. Toepasselijk woord overigens. Er zijn veel goede redenen om niet in vliegtuigen en treinen te gaan zitten. Dit is er één van.
De ideale houding
Het moet gezegd dat de sanitaire voorzieningen van campings, cafés en restaurants in Europa aanzienlijk zijn verbeterd sinds mijn jeugd. Franse wc’s waren berucht, vooral die met voetplateaus ter weerszijden van een gat. Mijn vader, altijd goed voor een originele invalshoek, rekende ze tot de meeste hygiënische openbare toiletten. Je hoefde immers niet plaats te nemen op smerige brillen. Voorts was de hurkzit volgens hem de ideale houding om de grote boodschap weg te persen. Misschien had ik bij zo’n exposé moeten begrijpen hoe excentriek dat was.
Geen stoelgang
We namen het voor kennisgeving aan, doch deinsden achteruit als we bij binnenkomst van zo’n geurend gemak de resten van uitwerpselen en papier verspreid over een vochtige vloer aantroffen, alsmede bruine vegen op de wanden. Bij gebrek aan ervaring hadden we eerst niet door dat het hele zaakje na het doortrekken als gevolg van de standaard voorgeschreven verstoppingen overstroomde. Daarna moest je je maar zien te redden met je vieze natte voeten. Een stoelgang kon je dit niet noemen; hygiënisch al evenmin.
Bolus
Later ging ik op eigen gelegenheid met vakantie. Ik prees me gelukkig als ik de grote boodschap voelde prangen terwijl ik aan een zeestrand toefde. In het ruime sop gaf ik ver voorbij de branding buiten zicht van de overige badgasten uitdrukking aan mijn behoefte. Niets zo wonderlijk als een bolus die opstijgt; zo moeten ruimtevaarders zich voelen. In een recreatieplas in de Drentse bossen wil ik dit niet adviseren, maar in zee is het een hallucinante ervaring die je meegemaakt moet hebben. Hoewel ik niet streef naar navolging, het moet geen algemeen gebruik worden.
Morsig
Niet altijd was me zo’n geluk beschoren. Ik herinner me een restaurant in Olomouc, een Tsjechische stad die we kort na de Wende bezochten. In een nog erg communistisch aandoend restaurant met vergeelde damasten tafellakens en obers in morsige smokings stond voor de smerige toiletten een heerschap toiletpapier uit te delen. Hij scheurde vier grijze velletjes af, meer kreeg je niet mee. Wat zou zo’n man nou verdienen, vroeg ik me af.
Beamtentum
Een gouden herinnering kleeft aan het gelijknamige Darmstadt, dat we op een vroege ochtend binnenreden. We parkeerden bij de Floragarten en liepen de Dicke Bahn op, op zoek naar een café of restaurant omdat de nood hoog was. Helaas was alles nog dicht, zelfs in de Dünnstrasse en de Blindegasse. Op het ‘Rschlochplatz ontwaarden we het gemeentekantoor. Mensen liepen in en uit. Dranggedreven stapten wij binnen en doorkruisten een imposante hal. Aan het einde van een lange gang ontwaarden wij toiletten. Zuchtend zegen we neer op het glanzende sanitair, zij in de Damen, ik in de Herren, en namen er ons gemak van, alsof we deel uitmaakten van het Beamtentum. Gulle rollen papier, blinkende wastafels, luxe zeepdispensers en zachte handdoeken stonden tot onze beschikking.
Mathildenhöhe
Herboren en innig tevreden passeerden wij wederom ongehinderd de hal en stapten opgelucht de straat op. Ha, daar brak de zon door. “Puike poeptent”, zei ze, “Darmstadt doet zijn naam eer aan.” We zagen hoe er parasols werden opengeklapt en vijf minuten later zaten we in het zonnetje op een terras voor Konditorei Speiseröhre achter eine Tasse Kaffee met Apfelstrudel. Voor onze ogen passeerden Duitse moeders achter kinderwagens; een straatveger veegde traag het vuil van de Zwölffingerstrasse, de serveerster heette Anuschka en het leven was mooi. De dag kon niet meer stuk, eigenlijk hoefden we niks meer, maar we waren gekomen voor de Mathildenhöhe. Het bezoek aan deze Jugendstil-enclave kan ik eenieder aanbevelen, maar dat gemeentekantoor blijft me het beste bij.
Moeilijke filosoof
Terug maar vroeger. Toen wij tieners waren gingen we kamperen bij een meertje in de Dolomieten, omdat zelfs mijn ouders genoeg hadden van verregende vakanties en kathedraalbezoek met vervelende pubers. Ik herinner me prachtig weer en een camping met redelijke toiletten. We wandelden er met een closetrol in de hand zo onopvallend mogelijk naar toe, de poeptent bleef godzijdank in de kofferbak. Verder zwommen en zonnebaadden we. Terwijl we poepjebruin werden zat de ouwe heer de hele dag met zijn spierwitte blote bast in zijn zwembroek onder een vijgenboom een dikke Duitse pil van een moeilijke filosoof te lezen. Mijn moeder zat er naast met een roman. Ik had niet door hoe excentriek dit was.
Purgatorium
De herinnering aan het veelvuldige kathedraalbezoek brengt me bij de anekdote over de Nederlander die Napels bezocht, de stad van de kwaliteitswijn met de blasfemische naam Lacryma Christi. In de Dom vroeg hij een priester of hij gebruik mocht maken van de Latrina Christi. Humor! De pijdrager vroeg met een uitgestreken gelaat of hij het purgatorium bedoelde. ‘Si signore!’, antwoordde onze landgenoot blij verrast over zoveel begrip voor zijn nood.
2 reacties
Opgegroeid in het bekakte Haren verhuisde ik als student naar het Hoogeland. De arbeiderskwint had een stal voor twee koeien, een varkenshok en een poepdoos. Pissen achter ’t hoes en de beer voor ‘ toentje. Geen romantiek of nostalgie; altijd gekloot. Na twee jaar eindelijk een septic tank.
Beste Zijzee, ik lees gaarne uw schriifsels.
Maar om ons nu op te zadelen met uw poepfrustraties uit het verleden? Of wellicht hebt u er nog steeds last van?
Ik denk dat u van geluk mag spreken, dat in de tijd dat u in Leeuwarden woonde het grootste deel van die stad van een wc was voorzien. Eerder deed men het op een ton. Ouderen onder ons kennen nog het beeld van de tonnenman. Leren kap over hoofd en schouder en dan de ton met de behoeftes van het volk op de schouder.
Wat een geluk dat we nu de EU hebben, daarmee zijn alle wc’s in Europa gestandaardiseerd.
Er is alleen nog keuze tussen een diepspoeler en een vlakspoeler . En inmiddels geheel nieuw, om het milieu te dienen, een douchetoilet. Misschien mag ik u de laatste aanbevelen, daarmee kunt u de shitherinneringen wellicht nog laten verdwijnen.