Op dinsdag 5 december 2023 om half zeven ‘s ochtends doodde Anton Gruis zijn vrouw Johanna. Vijftig jaar lang had ze hem getreiterd, de maat was vol. Terwijl ze op haar rug lag te slapen wierp hij zich met zijn volle gewicht op haar en drukte zijn kussen op haar hoofd. Na twee minuten van gesmoord verzet en een geleidelijk afnemend schokken van haar lichaam was het voorbij. Voor de zekerheid bleef hij nog een kwartier op het kussen zitten.
Toen zijn hart tot bedaren was gekomen zette hij thee, at twee beschuiten en las de krant. Om tien uur belde hij zijn huisarts. Dokter Wiarda was er binnen een kwartier. Gruis keek toe hoe hij de rug van zijn hand tegen Johanna’s hals legde en een spiegeltje onder haar neus hield. Toen draaide hij zich naar Gruis om. ‘Wat is er gebeurd, Anton?’
Ze kenden elkaar goed. Wiarda was al meer dan dertig jaar zijn vertrouwensarts en op de hoogte van zijn ellende. Daarnaast was Gruis hem als redacteur van het plaatselijke bokkenblad zoveel mogelijk ter wille geweest. Wiarda was voorzitter en dirigent van zangkoor Sotto Voce en kon bij concerten altijd rekenen op Gruis voor aankondigingen, interviews en juichende recensies.
‘Ik heb een kussen over haar hoofd….’
‘Ho Anton. Let op je woorden. Jij gaat nu tegen mij zeggen dat je Johanna dood in bed aantrof. In haar slaap overleden. Johanna is een natuurlijke dood gestorven en dat ga ik opschrijven in mijn officiële rapport. Het is een wonder dat dit niet eerder is gebeurd. Dit is dus niet meer dan natuurlijk. ’
Gruis was geschokt. Hij had gehoopt dat Wiarda hem zou aangeven en dat hij de rest van zijn leven geheel verzorgd in alle rust in een cel kon slijten. ‘Maar dokter, …..’ Wiarda hief zijn hand. ‘Geen sprake van, Antonius Gruis. Johanna is dood en dus geen patiënt meer. Jij nog wel en je valt onder mijn doktersgeheim. Ik kan, wil en mag je er niet bij lappen. Je bent de afgelopen 50 jaar al genoeg gestraft. Je houdt je koest en gaat Johanna nu eerst netjes begraven.’ Zijn doorgaans vriendelijke ogen keken streng door zijn brillenglazen. Tegen deze logica was Gruis niet opgewassen.
Een week later plaatste hij een advertentie in zijn bokkenblad.
Er was nog een telefoontje gekomen van een attente medewerker van Mensenlinq, die hem omstandig condoleerde en uiterst beleefd een suggestie deed ter verbetering van de tekst. Gruis gaf toe dat er een grammaticaal addertje onder het gras zat, maar wilde van geen correctie weten. ‘Zo hebben mijn vrouw en ik het afgesproken, daar kan ik niet van afwijken. Er is toch geen hond die het opvalt.’ En zo was het.
De besloten kring had bestaan uit Gruis en de begrafenisondernemer. Geen woord was er gesproken, geen muziek had geklonken. Ze had begraven willen worden, maar die gunst had hij haar niet bewezen. De traan op zijn wang voor hemzelf toen ze richting oven schoof.
Kort na de advertentie stond Veenstra voor de deur.
‘Je wilt geen bezoek, maar ik waag het er toch maar op, Gruis’. En met een knipoog: ‘Gecondoleerd kerel’.
‘Kom erin.’
Veenstra was een goede collega geweest en zijn enige vriend omdat Gruis buiten zijn werk nooit iemand zag. Na hun pensionering hadden ze elkaar nauwelijks gesproken. Gruis mocht van Johanna niet de deur uit en Veenstra was vanwege Johanna uit de buurt gebleven. Zo waren er vijftien jaren omgevlogen.
‘Je bent dus eindelijk vrij man’, begon Veenstra.
‘Ja en nee’, zei Gruis, en deed hem zijn verhaal.
‘Verdomme’, zei Veenstra, ‘da’s niet best. Je bent goed gek als je je wilt laten opsluiten. Je hebt je leven lang al opgesloten gezeten. Maar als je het met alle geweld wilt, kan ik je wel helpen. Dan geef ik je aan en dan komen ze je wel halen.’
‘Graag, anders moet ik het zelf doen. Ik wil rust. Geen zorgen, geen huishouden, niks moeten regelen, alleen een beetje lezen en slapen. Zet mij alsjeblieft achter slot en grendel, dan ben ik van alles af’.
‘Zo zij het’, zei Veenstra, ‘je weet het zelf het beste.’
Twee dagen later belde een man aan. ‘Lavetaat, inspecteur Lavetaat’, stelde hij zich voor. ‘Mag ik binnenkomen?’
Gruis deed opnieuw zijn relaas. Lavetaat wilde nog wel even in de slaapkamer kijken, maar daar was weinig te zien.
‘Weet u’, zei hij terug in de huiskamer, ‘uw verhaal komt mij bekend voor. U bent lang niet de enige die de alledaagse realiteit wil ontvluchten. Waar het volgens mij op neer komt is dat u veroordeeld wilt worden voor een moord die u niet heeft gepleegd. Dat weten we vrijwel zeker, want in de doktersverklaring staat dat uw vrouw een natuurlijke dood is gestorven. Of wou u het beter weten dan dokter Wiarda?’
‘Maar als ik het nou beken’, protesteerde Gruis, ‘wat voor bewijs willen jullie dan nog meer?’
‘Bekentenissen bewijzen niks. Daar wordt u nooit op veroordeeld. Ik wil er op wijzen dat u dokter Wiarda in een kwaad daglicht stelt, want in feite beschuldigt u hem van een foute diagnose of van fraude. Eén van tweeën, allebei uiterst onaangenaam voor hem. Hij gaat beslist ontkennen. Als u uw vrouw had begraven hadden we nog sectie kunnen plegen, maar dat kan niet meer. U maakt geen schijn van kans. Ik adviseer u hulp te zoeken bij een psycholoog’.
Lavetaat had hem de hand geschud en fijne feestdagen gewenst. ‘Denk nog maar eens goed na, Gruis.’
Dat had Gruis gedaan.
Op kerstavond zat hij alleen in zijn woonkamer achter een bord jonge kapucijners uit blik waar hij spekjes en reepjes prei doorheen had geroerd. Hij keek uit op een sfeervol verlichte kerstman op een arrenslee met een rendier ervoor in de buurtuin. Op de hoek van de straat zongen baptisten kerstliederen.
‘Wat zouden ze nu in de gevangenis eten?’ dacht Gruis. Hij nam een teug uit een jeneverfles van een A-merk. En nog een teug, en nog een. Dit had hij zich in geen vijftig jaar kunnen veroorloven. Een gevoel van welbehagen doorstroomde zijn lichaam. Dat hij hier zo zat was niet zijn wens geweest, maar wat een rust, wat een vrede.
‘Ik had het tien jaar eerder moeten doen,’ zei hij hardop tegen zichzelf.
Berouw komt na de zonde, maar wat was het een heerlijke kerstavond …………
DAAR HOORDE HIJ ENGELEN ZINGEN
Een weduwnaar van in de tachtig
lag thuis door jenever geveld
Zijn laatste kerstavond was prachtig
Nu waren zijn dagen geteld
Daar hoorde hij engelen zingen
hun liederen vloeiend en klaar
Wat zou hij nog verder beginnen?
‘t Liep tegen het nieuwe jaar.
9 reacties
Naar het reactie formulier
Beste Piter,
Met heel veel genoegen lees ik altijd jouw verhalen. Ik verbaas me telkens weer over jouw rijke fantasie
en ook over jouw kritische vermogen om op een geestige manier vele wantoestanden aan de kaak te stellen.
Ik hoop toch dat je na een rustperiode de pen weer ter hand neemt.
In deze tijd van verwarrring en grote onzekerheid waar het met het land naar toe moet hebben we wel behoefte
aan scherpzinnigheid die fantasievol en geestig zaken aan de orde stelt.
Ik wens je een voorspoedig en gelukkig 2024 !
Een echt kerstverhaal, met een gruizig kerstmaal en een happy end. Fantastisch! Daar lust ik wel pap van.
In ieder geval zeer hartelijk bedankt voor alle voorgaande stukjes zijzee .
Erg goed .
Hartelijk dank
Piter,
Meer, meer, meer detectiveverhalen – series van dit soort met een gelukkige en bevredigende afloop, met als bron de rauwe werkelijkheid.
Zijzweeg.
Ai Piter, dat er mogelijk beroerde tijden voor de kunst en journalistiek aanbreken is al erg genoeg. En nu dit? Het zijn weer tijden om Zijzee te lezen! Hopelijk kan het verhaal van de man die binnen een jaar geboren, gestorven en weer opgestaan is je tot andere gedachten brengen.
Hee Piter
Ik hoop dat de “tussen haakjes” en het ? verdwijnen en dat jouw stop dus tijdelijk is.
Wat moeten we zonder Zijzee in deze wereld, waar het bombardement op onschuldigen niet stopt, ook niet even of voorlopig. Gun ons weer een glimlach, een schaterlach of een frons na jouw stop.
Tot die tijd: heb een vredig 2024
Liefs van een trouwe fan
Piter,
Je kunt ons in tijden van Wilders en Jeuzelkont en Van der Plas en Omtzigt toch niet in de steek laten? Of juist wel?!
Beste Zijzee, dankjewel voor dit kerstverhaal. Het lijkt bijna de echte wereld.
Ik hoop voor jou, dat het echte fantasie is.
Ik vraag me af of je aan het eind van het verhaal moet zeggen: “wat is de wereld toch corrupt”, of “wat goed dat er zulke meelevende mensen zijn”?
Ik laat het maar in het midden.
Terecht dat je een tijdje afkikt en wat dagen vrij neemt. Geniet er van. Fijne jaarwisseling.