KLEIN GEBREK GEEN BEZWAAR

Zit u niet te wachten op een verhaal over een tepel die de verkeerde afslag nam? Jammer dan, maar het moet worden verteld, omdat het waar gebeurd is. Het begint ermee dat inspecteur Lavetaat op zijn vrije dag een fietstochtje maakt.

Lavetaat was als rechercheur aartslui en gemakzuchtig*, maar op vrije dagen liet hij graag de auto staan om een stukje te fietsen. Het was fris die ochtend toen hij zijn fiets pakte om de vijftien kilometer af te leggen naar het gemeentehuis, waar zijn nieuwe paspoort op hem lag te wachten. Omdat hij graag doorging voor onkreukbaar regelde hij zijn documenten niet in de tijd van de baas. Daarin verschilde hij van de meeste van zijn collega’s, die er geen been in zagen de politiewagen pontificaal voor het gemeentehuis te parkeren en in vol ornaat naar binnen te stappen en zich zonder een nummertje te trekken bij de balie meldden.

Lavetaat besloot een binnenweggetje te nemen in de hoop dat het belendende struweel aldaar hem wat uit de wind zouden houden. Halverwege reed hij langs een boerderij die hem nooit eerder was opgevallen. Biodynamische eieren, meldde een bord. Op een stuk grond ernaast scharrelden honderden donkerbruine kippen achter een afrastering. Dan hebben ze hier vast ook biodynamische soepkippen, dacht hij, daar doe ik Rita een groot plezier mee. Rita was gek op kippensoep, mits van verantwoorde kippen. Ontroerd door zijn eigen zorgzame toewijding reed hij het erf op. Wat was hij toch een goeie vent. Bij een achterdeur drukte hij op een bel.

Na enig wachten verscheen er een vrouw. Soepkippen? Welzeker. De prijs bleek geen bezwaar. Kon hij twee stuks meekrijgen? Geen probleem. Ze verdween naar binnen en hij keek haar na. Lekker kont, dacht hij. Ze kwam terug met twee knapen van kippen, ingevroren in plasticfolie. ‘Fabriekskippen?’ ’vroeg hij verbaasd. ‘Nee hoor, eigen kippen, maar we laten ze slachten bij een slachterij. Daar kunnen we zelf niet aan beginnen’.

Hij kon pinnen op haar telefoon en stopte zijn buit in zijn fietstas. ‘Fris zeker hè’, zei de vrouw. Hij kon het slechts beamen en vertelde dat hij onderweg was naar het gemeentehuis. ‘Dan moet je nog een aardig eindje trappen, sinds de gemeentelijke herindeling moeten de meeste mensen kilometers reizen voor een paspoort of rijbewijs. Je mag die kippen ook komen afhalen op de terugweg, dan krijg je ze misschien nog bevroren thuis’. Dankbaar leverde hij de dooie dieren weer in.

Onderweg bleef de vrouw door zijn hoofd spoken. Hij schatte haar op een jaar of veertig, tien jaar jonger dan hij. Ze was beslist aantrekkelijk. Een journalist had hem eens verteld dat hij alle leuke vrouwen die hij interviewde na afloop vroeg of ze nog even zouden neuken. Acht van de tien keer willen ze niet, had hij met een vette knipoog gezegd. Zoals alle journalisten was ook deze een snoever, dus Lavetaat geloofde hem maar half, maar hij was geïntrigeerd geweest. Uiteraard was hij ambtshalve met menige persoon van vrouwelijke kunne in aanraking gekomen, maar seksuele toenaderingspogingen waren in zijn positie uit den boze. Voor je het wist had je een mietoetje aan de broek en was je je baan kwijt. Een vergelijkbare kwestie had lang tussen hem en zijn vrouw ingestaan.

Rita was parkeerwachter en bleek er met haar collega’s een handig systeempje op na te houden om altijd overal gratis te kunnen parkeren. Ook familie, vrienden en kennissen profiteerden mee. Hij had dat ontdekt toen ze samen op een vrije middag boodschappen deden en zij de auto neerzette op een verboden plek, pal voor de winkel van bestemming. Toen hij protesteerde wees ze hem op een klein rood draadje dat aan haar achteruitkijkspiegel hing. Een signaal voor collega-parkeerwachters. Boos had hij haar van corruptie beticht, al was het zijn eigen schijterigheid die hem kwaad maakte.

Nu lag het anders. Zijn baan was niet in het geding. In zijn vrije tijd was hij op weg naar een leuke vrouw. Anoniem. Ze hoefde niet te weten dat hij van de sterke arm was, hij zou het haar niet vertellen. Wat kon hem gebeuren? Een uurtje later belde hij opnieuw bij haar aan. Ze deed open met een glimlach. ‘Goeie reis gehad? Lag het paspoort klaar? Dat moet je ook maar afwachten tegenwoordig.’ Er ontspon zich een gesprek over de overheid van tegenwoordig, die maar doet. Vervolgens was het een klein stapje naar de legkippenhouderij en de strenge regels waaraan die was onderworpen. Zelfs biodynamische eierboeren moesten aan de idiootste administratieve eisen voldoen. En waarom? Omdat die wrede legbatterijen er een zootje van maakten. Toch viel die ellende nog in het niet bij de de vogelgriep die nu weer dreigde. Je zou zien dat ze straks al haar kippen weer moest ophokken. Of dat ze zelfs zouden worden geruimd. Zo keuvelden ze geruime tijd voort, waarbij Lavetaat steeds zijn meest meelevende gezicht opzette en ze het over alles eens waren. Er ontstond een sfeertje, zeg maar.

Zou hij durven? Hij schraapte zijn keel en waagde de sprong: ‘Ik ben blij met die soepkippen, maar ik vind jou eerlijk gezegd nog veel leuker. Ik dacht, misschien kunnen we de kennismaking wat verdiepen, als je begrijpt wat ik bedoel. Je weet wel….’ Ze barstte in lachen uit. ‘Ik leuker dan de soepkippen? Nòg leuker? Nou, dat compliment is me nog nooit eerder gemaakt.’

Lavetaat kreeg een kop als vuur. ‘Sorry, zo heb ik het niet bedoeld. Ik ga al, maar mag ik nog wel mijn kippen?’ Hij pakte zijn fiets alvast beet, maar zij zei: ‘Natuurlijk mag je die, je hebt ze al betaald. En je kunt ook een kop koffie krijgen’. En zo zat hij twee tellen later aan die spreekwoordelijke keukentafel van tegenwoordig achter een bakje troost en een eierkoek tegenover de eierboerin. ‘Ik heb je wel begrepen hoor. Je durft wel, hè?‘ zei ze. Hij lachte schaapachtig en vertelde hoe een journalist hem op het idee had gebracht. ‘Er steekt toch geen kwaad in om te vragen? Nee heb je, ja kun je krijgen. Toch?’ Hij trok zijn onnozelste gezicht. Zij lachte. ‘Ja hoor, ja kun je krijgen’. Hoorde hij dat goed? ‘Meen je dat nou?’, vroeg hij.

Ze keek hem peinzend aan. ‘Weet je, ik vind je een leuke vent. Op zich zou ik wel willen en mijn man komt pas morgen weer thuis, dus dat treft, maar ik heb een klein fysiek probleem dat het mij moeilijk maakt om je te vertrouwen’. Klein fysiek probleem? Hij dacht meteen aan die contactadvertenties van vroeger. Vrijgezel zoekt vrouw, 30 tot 50 jaar, klein gebrek geen bezwaar. Ben je gek, zei hij met enige stemverheffing, niemand is toch volmaakt. Hij knielde voor haar stoel en pakte haar handen. ‘Vertel. Wat is het probleem?’.

‘Wil je het echt weten? Vooruit met de geit. Schrik niet, ik heb maar één borst. En dan niet als gevolg van een operatie, ik ben ermee geboren’. Ze tilde haar trui omhoog. Ze droeg een sport-bh zoals voetbalvrouwen die dragen, die de boel eronder flink plat drukken en nagenoeg niets verraden van wat ze verhullen. Ook die sport-bh trok ze omhoog. Er tuimelde een borst naar beneden. Eentje, op het midden van haar borstkas. ‘Je snapt dat men mij niet snel met een decolleté zal betrappen’, zei ze. Zelfspot? Om zijn schrik te verbergen omarmde hij haar, kuste haar op de mond en daarna op de eenzame borst. Met haar tepel tussen zijn lippen begroef hij zijn gezicht in een zachte massa vlees. Godeju, dacht hij, waar ben ik in beland? Tegelijkertijd groeide zijn erectie.

Tien minuten later lagen ze uit te hijgen onder de keukentafel. Ze lag op haar rug, de solitaire borst stak omhoog, de tepel als een kers op een pudding. Hij trok haar tegen zich aan. ‘Geweldig’, zei hij, ‘met zo één hoef je er geen twee.’ ‘Ach joh’, zei ze, en aaide hem over de bol, ‘je weet niet half hoe vreselijk het is. Dat heb ik altijd gehad, als meisje had ik maar één tepeltje midden op mijn borst. Ik schijn de enige in Nederland te zijn met deze afwijking, maar hij bestaat dan toch maar. Er is zelfs een naam voor, athelie heet het. Ik schaamde me dood. En mijn tweelingszusje ook, want die had er drie. Dat heet polythelie. Stel je voor, we zitten met z’n tweeën in één buik met vier kleine prenatale tepeltjes. Het had iets Siamezerigs, één van de vier tepeltjes zat aan ons allebei vast en heeft tenslotte gekozen voor mijn zusje. Hij nam als het ware de verkeerde afslag en die eenzame achterblijver van mij trok naar het midden. Als dat niet biodynamisch is. De dokters hebben vaak voorgesteld me te opereren, ze beweren me gemakkelijk aan een tweede borst te kunnen helpen, maar daar dank ik voor. Als onze lieve heer mij twee borsten had willen geven dan had hij dat wel gedaan. Men moet me maar nemen zoals ik ben. Mijn zusje zit anders in elkaar. Die haar derde borst laten wegnemen. Zonder mij toestemming te vragen terwijl het míjn borst was. Daar ben ik maanden kwaad en depressief van geweest.’

Hij drukte nogmaals zijn neus in die borst. Zelf had hij zich altijd geschaamd voor zijn spillebenen, maar dit was van een andere orde. Ze duwde hem van zich af. ‘Ik snap niet waarom ik je dit allemaal vertel. Ik ken je niet, ik weet niet eens hoe je heet en ik wil het niet weten ook. Ga nou maar weg, mijn man komt zo thuis. Dat liet Lavetaat zich geen twee keer zeggen. Net nog had ze beweerd dat die man pas morgen weer thuiskwam, maar dat liet hij graag passeren.
Hij fatsoeneerde zijn kleding, gaf haar een onhandige aai en vertrok. ‘Wacht’. Ze schoot achter hem aan met zijn soepkippen, die er achter hun folieraampje erg naakt uitzagen. Onwillekeurig keek hij of ze tepels hadden.

Met een tollend hoofd fietste hij naar huis. Ging hij een keer vreemd en dan zoiets.
Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan
maar de tijd ertussen, daar komt het op aan –

had een artistieke vriend van hem eens gedicht. Ertussen, dat klopte, al waren het niet twee borsten, en dat komen klopte ook. Daar kwam het op aan. Hij was dik tevreden. Nu moest hij nog een smoes verzinnen waarom hij zo lang was weggebleven. Tien minuten voor thuiskomst stapte hij van zijn fiets. Hij wreef zijn handen eens flink over zijn banden en haalde zijn vingers langs de ketting. Een band plakken kost tijd en je maakt vuile handen. Hij was klaar voor de blijde intocht met zijn blote soepkippen. “Vers van de slachterij: biodynamische soepkippen van een biodynamische kippenboer”, zou hij triomfantelijk zeggen.

En zo is het gegaan.
Het zijn de feiten die er niet om liegen.

3 reacties

    • Henk Spoeltman op 21 december 2024 om 14:36
    • Reageer

    Een pracht verhaal hoe verzin je het.

    • Menno Samplonius op 13 december 2024 om 00:25
    • Reageer

    Mijn God, Zijzee, wat krijgen we nou? Een angstige, benepen, uiterst burgerlijke vreemdganger die zich na de zonde naarstig uit de voeten maakt en genoegen neemt met het op de valreep onverwachte onvolmaakte? Zodat hij op het einde van zijn leven kan verzuchten: was dit alles en niet meer dan een fopspeen?

    • Bouwe van Norden op 12 december 2024 om 13:46
    • Reageer

    Zou de ideale vrouw zijn voor een eenarmige bandiet …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.