Welke zeventigplusser staat de TACHTIGJARIGE OORLOG niet met hoofdletters in het geheugen gegrift? Op de lagere school (zo heette die toen) is deze glorietijd uit onze vaderlandse geschiedenis ons in geuren en kleuren uit de doeken gedaan.
Tachtig jaar lang vochten we moedig en standvastig voor godsdienstvrijheid en onafhankelijkheid. Tachtig jaar, onvoorstelbaar lang, vonden we. Het begon allemaal met de Vader des Vaderlands, maar de successen kwamen met zijn zoons Maurits en Frederik Hendrik, uitgekookte legeraanvoerders die de schurkachtige Spanjolen die hier de baas wilden spelen de dampen aandeden.
O, wat vertelde onze meester mooi over het turfschip van Breda, over Kenau Simons Hasselaar en burgemeester Van der Werf, die het verdomde Leiden over te geven toen die stad verhongerde onder het beleg van de vijand. “Eet mij maar op”, zei hij tegen zijn wanhopige, uitgemergelde burgers. Om van te smullen, zo’n burgemeester. Dat deden wij dan ook volop. Zijn poorters zagen er toch maar van af.
Een kranig volk!
En dan hadden we ook nog onze geuzen en zeehelden als Piet Hein, die de Zilvervloot van de Spanjaarden inpikte. Haha, net goed! En wat hadden we een lol om die overmoedige Spanjaarden met hun Armada, die jammerlijk ten onder ging in de golven door toedoen van onze heldhaftige vloot. Eigen schuld! Tussen de bedrijven door werd ons kleine kikkerlandje ook nog eens de grootmacht die heerste over alle wereldzeeën. Heerlijk, wat een kranig volk waren wij! Wij schoolkinderen waren blij dat we daar bij hoorden. Geluk was toen nog heel gewoon en slavernij bestond nog niet.
Waarom niet in Amersfoort?
Dat onze meester weinig context en duiding gaf wisten we niet. Wat had die Spaanse koning hier te schaften? Wat was er in die tijd zo bijzonder aan een Republiek? Wat was een stadhouder? Waarom werd de vrede gesloten in Münster, en bijvoorbeeld niet in Amersfoort? We hadden geen idee, maar zulke vragen stelden we niet. Zou de meester het zelf geweten hebben? Zou kunnen, want ik heb me laten vertellen dat de kweekscholen uit zijn tijd heel wat meer voorstelden dan de PA’s van tegenwoordig. Maar of hij het wist of niet, deze meester was en blijft mijn held, ik gun iedereen een onderwijzer als onze meester! Meester Stap heette hij.
Heel Europa
Wat we al evenmin hoorden was dat het conflict werd uitgevochten in een brede Europese context en dat het de laatste drie decennia meeliep in een vreselijke oorlog waar heel Europa bij betrokken was. Vooral het tegenwoordige Duitse grondgebied werd het toneel van enorme veldslagen, plunderende legers, brandende steden en een ontredderde bevolking. Onze naaste buren dus, maar wat ging ons dat aan?
De razende pest
In De dertigjarige oorlog beschrijft Dick Harrison hoe vreselijk die oorlog was voor de Duitse bevolking. Die leed echter nog meer onder iets anders: de pest. De pest raasde door heel Europa en joeg de mensen de stuipen op het lijf. De oorlog kon je in theorie nog ontvluchten, maar aan de pest kon je niet ontkomen. Statistieken werden in die tijd nog niet al te ijverig bijgehouden, maar vermoedelijk heeft de pest meer slachtoffers geëist dan alle veldslagen en plunderingen samen.
Ook bij ons
In Nederland was dat niet anders. Op Kennislink lees ik dat ook in onze contreien in de zestiende en zeventiende eeuw de pest een vaste gast was. ‘Uit het niets kwam hij opduiken en binnen een dag kon het gebeurd zijn’. In Hoorn brak tussen 1600 en 1665 elf keer de pest uit. Amsterdam en Leiden kenden nog meer uitbraken. In 1655 stierven in Leiden in drie maanden meer dan 8000 mensen aan de pest. Dit zijn maar een paar voorbeelden. Die pest was veel bedreigender dan die hele oorlog. Daar hoorden we in de klas nou nooit wat over.
Spaanse griep
Waarom eigenlijk niet? Waarom wel over haring en wittebrood en niet over de pest? Misschien waren onze kinderzieltjes te teer. Of was aan de pest geen eer te behalen, want hij droeg niet bij aan onze vaderlandsliefde. Of waren die pestuitbraken ‘incidenten’. Zeg het maar. Later, lang na mijn schooljaren, hoorde ik over de Spaanse griep (alweer die Spanjolen!) waar na de Eerste Wereldoorlog meer mensen aan dood gingen dan aan die oorlog zelf, die al vreselijk genoeg was met minstens 8 miljoen gesneuvelde militairen en eens zoveel dode burgers – de schattingen lopen uiteen. Nederland bleef buiten die oorlog, we leerden er dan ook niks over op school, maar we deden wel mee met die griep. De mensen stierven bij bosjes, kinderen en volwassenen. Ook daar is ons op school niets over verteld. Waarom ook? Gaat geschiedenis eigenlijk wel over mensen?
Hoe zou het straks gaan met de corona, die wereldwijde gesel waar we maar niet over raken uitgepraat? ’t Valt te voorzien dat ons nageslacht daar op school nooit wat over te horen krijgt. Oorlog is veel mooier.
2 reacties
Geschiedschrijving was ook in het ‘vrije westen’ nooit gevrijwaard van nationalistisch hoorngeschal, propaganda en hoezee-verhalen. Zijzee weet nog hoe fijn het was bij meester in de klas. Rode oortjes en warme onderbuikjes. En dus kopen wij met gezwollen trots tijdens de huidige culturele kaalslag een zelfportret van onze meest beroemde schilder (De vaandeldrager) voor een berg geld. ‘Frankrijk wil de dikbuikige met snor niet behouden’, stelt dagblad Le Monde vast. De Lage Landen hebben gelukkig wel 175 miljoen klaar liggen voor de zoveelste nationale schat. Vaderlandse gevoelens, ze mogen wat kosten.
Over Corona zwijgen we als de pest.