EEN KONINKRIJK VOOR EEN PAARD, EEN NOBELPRIJS VOOR EEN EEND

De boekenweek voor jongeren loopt zondag ten einde en woensdag begint de kinderboekenweek. Toch jammer dat schrikbarend veel kinderen niet of nauwelijks leren lezen. Dat kunnen die boekenweken niet verhelpen. Wie of wat kan dat wel?

Een kwart van de vijftienjarigen in Nederland is laaggeletterd, las ik. Je schrikt je dood. Bij zo’n percentage afhakers moet er iets goed mis zijn met ons onderwijs. Ligt het aan de scholen? Zijn er te weinig leerkrachten? Is het te wijten aan de ouders? Aan de tablets en mobieltjes met hun tiktokschermpjes? Wordt de leerplicht onvoldoende nageleefd? Zijn het vooral allochtone kinderen? Is Leontien in quarantaine? De oorzaak is vast niet eenduidig, het probleem ingewikkeld.

Koninkrijk
De urgentie van het probleem is groot. Een koninkrijk voor een paard, laat Shakespeare Richard III in opperste nood uitroepen op het slagveld. Maar geen paard komt hem redden en hij gaat reddeloos ten onder. Ons paard is wat mij betreft een task force, mits de teugels in handen zijn van Johan Remkes, de stoïcijnse VVD-er die heeft bewezen dat hij zelfs zijn eigen laissez-faire-partij kan laten bewegen.
‘Hú knol!’ aldus Remkes. Alleen zo kunnen we ons koninkrijk behoeden voor het wegzakken in een moeras van onnozelheid. Koste wat het kost.
Is dit een idee?

Strips
Zelf kan ik niks inhoudelijks bedenken dat zoden aan de dijk zet. Ik weet alleen dat kinderen moeten lezen. Lezen, lezen en nog eens lezen. Daarom ben ik voorstander van het instellen van een Nobelprijs voor het Kinderboek, naast de Gouden Griffel. Of liever nog: geef de echte Nobelprijs voor Literatuur eens aan een kinderboekenschrijver. Als klaroenstoot richting ouders. Er zijn wereldwijd legio schrijvers dankzij wie kinderen aan lezen verslingerd zijn geraakt. Wat mij betreft komen niet alleen individuele auteurs in aanmerking, een collectief mag ook. Ik denk aan de redactie van Donald Duck, want ook strips kunnen kinderen tot lezen brengen. Misschien zelfs bij uitstek strips: plaatjes, die verleiden tot een blik op de praatjes. Zoals Bob Dylan zijn fans via zijn muziek interesseerde voor de teksten waarmee hij de Nobelprijs scoorde.
(Doorlezen na de foto)

Donald weet zeker dat hij de Nobelprijs voor Literatuur
gaat winnen en heeft zijn koffer al gepakt voor de reis naar Stockholm
(foto: Hollandsche Gronden)

Chronische zelfoverschatting
Ik heb het uitsluitend over de Donald-Duck-verhalen in het vrolijke weekblad. Zij spiegelen het ware leven, dus acht ze niet te min. Zijn eeuwige mislukkingen dankt de eend aan zijn driftige en impulsieve karakter. Hij is zijn eigen uitzendbureau, maar heeft nog nooit een loonstrookje gezien, omdat hij als gevolg van chronische zelfoverschatting de ene na de andere stommiteit begaat. Anders dan die andere Donald met dezelfde eigenschappen wordt hij er geen president mee, maar krijgt hij bij elk nieuw baantje al op de eerste dag zijn congé.

Greed is good
Met de liefde wordt het ook nooit wat, want Katrien houdt hem aan het lijntje. Tegen zijn daverende ruzies met buurman Bolderbast is geen Rijdende Rechter bestand. Oom Dagobert was al lang voordat het een gevleugeld woord werd de verpersoonlijking van greed is good. Tenslotte is er het educatieve fenomeen dat Donald altijd in zijn blote kont loopt, met alleen een matrozenjasje aan, totdat hij gaat zwemmen. Dan trekt hij zijn jasje uit en een zwembroek aan. De symboliek kan niemand ontgaan: waar pret gepaard gaat met een nat onderlijf past bescherming.

Grote literatuur
De lezertjes maken dus kennis met de aspecten van het leven waar het ook om draait in de grote literatuur: onrecht, ongelijkheid, domheid, eigenwijsheid, ijdelheid, pech, liefde, ongeluk en mislukking. Alleen de dood komt niet langs. Donald wordt binnenkort 90, zijn Nederlandse versie waar ik mij op baseer zeventig. Donald gaat nooit dood en zijn omgeving deelt in die vreugde. Zijn populariteit is onverminderd en gaat bij zijn lezertjes een leven lang mee. In 2008 bleek de Donald Duck onder HBO- en WO-studenten het meest gelezen tijdschrift. Welke letterkundige zou hem die prijs willen ontzeggen? Wat is er nobeler dan de Nobelprijs toe te kennen aan deze eend?
(Doorlezen na de foto)

Als Donald te horen krijgt dat de prijs aan zijn snavel voorbijgaat is hij niet verdrietig, maar boos.
© Walt Disney, foto: Hollandsche Gronden

Lagereschool-lezen
Okkie Pepernoot, Daantje, De Gouden Boekjes-serie (De Brandweermannetjes herinner ik me nog), Pinkeltje, Bolke de Beer, Abeltje, Saskia en Jeroen, Dik Trom, Pietje Bell, de Kameleonboeken, de Oud Goud-Serie met heldenverhalen die nu niet meer mogen, Arendsoog, Paddeltje, de Katjangs, Engelandvaarders, Pim Pandoer, Biggles, De Vijf, de Bob Eversserie, allemaal boeken die in mijn lagereschooltijd als soldaten door mijn kinderbrein marcheerden, het terrein bezetten en mijn taalgevoel kneedden. Het was de leerzaamste periode van mijn leven.
Een abonnement op de Donald Duck mocht ik niet, omdat mijn ouders op strips neerkeken. Ik leende het blad daarom jaar in jaar uit van onze aardige overburen die een boekhandel hadden en het niettemin gratis aan mij verstrekten. Dat vonden mijn ouders dan wel weer goed. Ik schaamde me, maar kon Donalds roep niet weerstaan. Ook leerzaam.



2 reacties

    • Martin Koster op 27 september 2020 om 13:29
    • Reageer

    Lees ik het goed, heer Bergstra, dan wilt u dat Donald Duck een grote prijs krijgt omdat hij de jeugd naar het boek doet grijpen. Ik weet niet of dat zo’n goede gedachte is. In mijn optiek is Donald Duck slechts de vertegenwoordiger van het grootkapitaal in de letteren.
    Hoed u voor de de drie Donalds:
    -Donald D.
    -Donald T.
    en Donald S. ( die ook wel Mac genoemd wordt)

    • Boudewijn op 25 september 2020 om 11:52
    • Reageer

    Een van de redenen waarom kinderen in het voortgezet onderwijs vaak niet meer willen lezen is de stelselmatige uitkleding van de taalvakken. In het vmbo hoeven kids in ieder leerjaar niet meer dan DRIE boeken per taal te lezen. Bij Nederlands wordt dat dan Carry Slee (over loverboys, over drugs, over anorexia en andere ellende). Die boeken zijn dan ook nog vaak verfilmd en op internet zijn talrijke boekbesprekingen te vinden. Weliswaar worden ingeleverde besprekingen op school door een plagiaatscanner gehaald, maar de leerlingen hebben allang door, hoe je door het hier en daar toevoegen en weghalen van woorden niet boven de 50 procent plagiaat komt en dan vinden docenten het al gauw goed. Absurd, maar een feit.
    Lezen is ook niet stoer, leerlingen begrijpen niet waarom je een boek zou lezen als je er ook een film van kunt bekijken. Je kunt ze uitleggen dat het om FANTASIE gaat en dat bij een film de regisseur en de acteurs bijna alles al voor je hebben ingevuld en dat er dus nog maar heel weinig aan de fantasie wordt overgelaten. Dan krijg je de vraag in de klas: ‘Meneer, wat hebben we nou aan fantasie. Het gaat toch om de realiteit?’ Daar kun je wel een paar lessen op voortborduren, maar hoe enthousiast je dat ook doet, het kwartje valt maar bij drie tot vijf leerlingen per klas in havo/vwo en bij twee à drie in vmbo. In het mbo wordt helemaal niet meer gelezen bij de talen, behalve examenteksten. Dat zijn aangepaste stukjes uit de krant, nooit passages uit fictieboeken.
    Dus ja, de schuld ligt zeker ook bij het onderwijs en bij de samenleving die dit heeft laten gebeuren. In het verlengde van die ontwikkeling zijn vervolgens ook de openbare bibliotheken naar de marginaliteit gedrongen, hoezeer veel goedwillend personeel daar ook z’n best doet om van alles te verzinnen. In de basisschoolleeftijd werkt dit nog wel, maar daarna is het dweilen met de kraan open. Of liever gezegd dicht, want er komt geen tiener meer naar de bieb tenzij gedwongen. Heel soms is er nog een mediatheek op school en dat helpt zeker. Maar al met al houdt het niet over. Tijd voor een nationaal reveil?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.