DE LAATSTE KOPSTOOT KWAM NA INTERNATIONALE VROUWENDAG

Op 9 maart staat Eefjes besluit vast. Ze heeft er lang tegenaan gehangen, tussen droom en daad gaapt immers vaak een afgrond, maar ze heeft besloten daar overheen te springen. Zo moeilijk kan het ook niet zijn, denkt ze. Als je het maar slim aanpakt en koel blijft.

De vorige dag hebben de kranten vol gestaan over de strijd die vrouwen nog hebben te leveren na meer dan een eeuw emancipatiestrijd. Eefje kan er van meepraten. Ze was pas 34 toen haar enig kind Jessica het huis uit ging. ‘Nu wil ik buiten de deur gaan werken’, had ze gezegd. Anton had haar spottend aangekeken. ‘Wat wil je doen dan? Verdien ik soms te weinig?’
‘Daar gaat het niet om’.
‘Waar dan om?’
‘Ik wil niet de hele dag thuis zitten. Ik wil nuttige dingen doen. Ik wil onder de mensen komen.’
‘En je vriendinnen dan? Zijn dat dan geen mensen? Zijn dat schapen? Nou, ik moet toegeven, Willie heeft er wel wat van weg.’ Hij bulderde geforceerd om zijn eigen geestigheid.
Ze liet het passeren. Ze had geweten dat het geen gemakkelijk gesprek zou worden en bleef stoïcijns. Alles beter dan escalatie. Na een korte stilte zei hij:
‘Voor mij zorgen is dus niet nuttig’.
‘Heel nuttig en ik blijf het doen, ook als ik werk heb.’
‘Tja,’ had hij gezegd, ‘wie ben ik om jouw flitsende carrière in de weg te staan?’
Ook die liet ze passeren.

Onder de mensen
Ze praatten er niet meer over, tot ze twee weken later kon melden dat ze een baantje had. Dankzij schaap Willy en haar man Chris, die werkte op de stadsredactie van de regionale ochtendkrant. Ze hadden iemand nodig die ‘s avonds de drukproeven van de krantenpagina’s uit een printer haalde en aan een prikbord hing. Met acht edities en nog meer deadlines waren dat er heel wat. Zo konden ook anderen dan alleen de paginaredacteur er nog een snelle blik op werpen voordat ze naar de drukker gingen. Dit als middel in de strijd tegen de fouten waar de krant tot ergernis van de lezers in grossierde. Werktijd van acht tot half twaalf ‘s avonds. ‘Ik wil wel een goed woordje voor je doen’, zei Chris. Ze kreeg de baan omdat verder niemand solliciteerde. De betaling was belabberd, maar ze was onder de mensen. De rottige werktijden kwamen goed van pas, ze kon het huishouden blijven doen en het avondeten op tafel zetten voordat ze vertrok.

Scherp oog voor blunders
Ze bekeek de prints die ze ophing belangstellend, al hoorde dat niet bij haar taak. Al gauw bleek ze een scherp oog voor blunders te hebben. Dubbel geplaatste artikelen en foto’s, foto-onderschriften die letterlijk ook al in de lead ernaast stonden, stijlfouten, d- en t-fouten, tante betjes, niet lopende zinnen haalde ze er feilloos uit. Eerst zei ze er niets van, maar dat veranderde toen ze zich op haar gemak begon te voelen. De krant knapte er zo van op dat het zelfs de hoofdredactie opviel. Na een jaar werd ze aangenomen als eindredacteur, drie jaar later was ze chef eindredactie. Ze verdiende nu meer dan Anton, die sinds jaar en dag als verkoper rondhing in de beddenspeciaalzaak waar hij achttien jaar geleden met Eefjes assistentie na sluitingstijd eens een matras had getest. Het onbedoelde gevolg was de komst van Jessica geweest. Anton was toen 32.

‘Ik zit hier goed’
Antons bleek voor het eerst in zijn leven een ambitie te hebben: het klein houden van zijn vrouw. Hij zag haar opbloeien en kon het niet verteren. Ze voelde zich op de redactie als een vis in het water. Er werd daar veel gelachen, soms liepen de stress en emoties hoog op, maar er was altijd wat te beleven en je zat met de neus op het nieuws. Als chef moest ze geregeld vergaderen met de andere chefs en de hoofdredactie, ze kon nu niet meer elke dag voor hem koken. Ook het stofzuigen, de was en de boodschappen schoten er wel eens bij in. ‘Je hebt beloofd dat je voor me zou blijven zorgen’, mopperde hij. Ze stelde voor groter te gaan wonen. ‘Dan kunnen we een werkster nemen’. Ze zwaaide haar armen rond in het kleine dertigerjarenrijtjeshuis waar ze altijd hadden gewoond, ‘hier in die hokjesboel is dat onpraktisch. We kunnen het nu betalen.’ Maar hij wilde niet. ‘Ik zit hier goed en ik wil geen werkster over de vloer.’
‘Dan doe je het zelf maar’, zei ze.

Kutbaan
Hij begon te drinken. Eerst alleen bier, later samen met jenever. Kopstootjes, noemde hij dat. Als ze tegen twaalven thuis kwam lag hij snurkend voor de tv. Ze ging in Jessica’s kamertje slapen, tegenover de echtelijke slaapkamer. Hij deed of het hem niet deerde, maar de ergernissen over en weer namen toe. Na een jaar of twee besloot ze dat het niet meer ging.
‘Je vermant je, stopt met drinken of ik ga weg,’ zei ze.
‘Als je dat doet maak ik je dood’.
Ze schrok. ‘Anton, zeg niet zulke vreselijke dingen.’
‘Ik meen het. Als je weggaat vermoord ik je. Jij gaat niet bij mij weg, jij hoort hier en die kutbaan van je zeg je ook maar op.’
Enigszins wankel van de drank liep hij naar de gangkast en kwam terug, zwaaiend met een revolver. Of een pistool -ze wist het verschil niet.
Ze deinsde achteruit en rende de trap op. Er zat geen slot op de deur van Jessica’s kamertje. Hijgend schoof ze een stoel met de rugleuning onder de deurkruk. Zolang hij de deur niet intrapte bood dat soelaas.
Er brak een moeilijke tijd aan. Aan Jessica vertelt ze niks. Op het werk deed ze of er niets aan de hand was, maar voor het eerst was de lol er af. Alleen Chris wist ervan, via Willy. Hij vond dat ze een advocaat in de arm moest nemen, maar dat durfde ze niet.

Doodsimpel
En dan is het 8 maart, internationale vrouwendag. De kranten schrijven over femicide. Meer dan vijftig keer per jaar wordt in Nederland een vrouw vermoord door jaloerse of verongelijkte vrienden, mannen of ex-partners. De kranten laten vrouwen aan het woord die waarschuwen dat je hun dreigementen serieus moet nemen. Eefje loopt al maanden rond met een fantasie. Die fantasie werd een plan. De krantenartikelen geven het laatste zetje. Eigenlijk is het doodsimpel, denkt ze, het is hij of ik. Ze lacht even om dat woord. Dood. Simpel.
In de nacht van 9 op 10 maart sluipt ze de gang op als ze Anton hoort snurken in de echtelijke slaapkamer. Bij het licht van het altijd brandende nachtlampje op de overloop prikt ze met een priem halverwege kniehoogte een gaatje in de schrootjeswand naast de bovenste traptree. Anton snurkt. In het gaatje draait ze een schroefoog. Anton snurkt door. Ze spant horizontaal een stuk vliegertouw tussen het oog en de bovenste trapspijl. Anton snurkt verder. Ze spant het touw strak. En Anton maar snurken. Dan gaat ze in Jessica’s kamertje zitten wachten, deur op een kier, oren gespitst. Ze weet dat Anton elke nacht minstens twee keer naar beneden moet om zijn bier weg te pissen. De eerste keer moet ze toeslaan, want dan is hij nog dronken.

De laatste
Na een uurtje is het zover. Het snurken houdt op, sloffend sleept Anton zich in pyjama de slaapkamer uit, pakt de trapleuningen en zet zijn eerste onzekere stap de trap af. ‘Godverdomme, wat is dit’, mompelt hij. Als hij bukt om met zijn rechterhand te voelen wat hem hindert kan ze toeslaan. In één sprong is ze achter hem en geeft hem met beide handen een forse douw. Hij stort naar beneden, het hoofd eerst. Onder aan de trap, blijft hij liggen, het hoofd op de tegels, zijn benen nog op de onderste treden. Met wild kloppend hart volgt ze hem, ze moet over hem heen klimmen om in de gang te komen. Zijn nek zit in een rare bocht. Gebroken? Jammer, hij ademt hij nog. Ze voelt tocht die onder de voordeur naar binnen blaast. Ziet een krantenkop voor zich: REDACTIECHEF DAGBLAD VERMOORDT ECHTGENOOT. Moet nog wel even gebeuren. Ze pakt z’n hoofd beet en slaat het voorhoofd hard op de tegels. ‘Je laatste kopstoot. Dag Anton’, zegt ze.
Ze klautert de trap weer op. Voordat ze 112 belt moet ze nog een paar vuiltjes wegwerken.
Een half uur later komt de ambulance onder zwaailicht aanrijden. Tien minuten later is er ook de politie. Ze treffen haar overstuur aan, op de vloer zittend naast haar dode man. Het is dan half drie.

Speurneus
’s Ochtends gaat Chris van huis altijd rechtstreeks naar het politiebureau voor het dagelijkse contact met de persofficier. Tegen tienen komt hij die maandagochtend aan op de krant en begint te tikken. Man dood na val van trap. Politie doet onderzoek. Mogelijk alcohol in het spel. In de Azaleastraat is vanochtend etc. etc. Hij zet het bericht op het net en belt Willie. ‘Anton is vannacht verongelukt. Dood ja. Waarschijnlijk dronken van de trap gevallen. Ik zou maar even bij Eefje langs gaan.’
Tezelfdertijd maakt inspecteur Lavetaat een laatste rondje door het huis. De vrouw van het slachtoffer zit lijkbleek in de woonkamer naast haar betraande dochter. In de keuken staan lege bier- en jeneverflessen op het aanrecht. Zojuist kreeg Lavetaat het alcoholpromillage van de dode doorgebeld: 2,9 promille.
Lavetaat is er de man niet naar om spijkers op laag water te zoeken. Omdat deze speurneus nooit moeilijk doet wordt hij door de korpsleiding hoog gewaardeerd. Het schroefgaatje boven de trap ontgaat hem. Als hij al twijfelde aan ’s mans doodsoorzaak, dan is dat nu wel voorbij. Alles is hem duidelijk. Alleen de aanwezigheid van een splinternieuw klapperpistool in de trapkast is raadselachtig. De vrouw beweert dat ze het ding nooit eerder heeft gezien, kleinkinderen om er mee te spelen zijn er niet. Maar wat dan nog? De dode had er vast een plausibele verklaring voor kunnen geven.

2 reacties

    • Jos Riemersma-Tonnaer op 17 maart 2025 om 09:45
    • Reageer

    Wat een griezelverhaal en misschien wel een ware geschiedenis die
    wijst op een doordachte daad. Een blijk van onvermogen om op een
    duidelijke manier aandacht te vestigen op een problematiek die zowel de man als de vrouw
    betreffen. Een duidelijke blijk van onvermogen om met gevoelens om te gaan.

    • Martin Köster op 14 maart 2025 om 14:03
    • Reageer

    Weer eens wat anders dan femicide. Bestaat er al en naam voor? Homocide?
    Een verhaal met een alleszins bevredigend einde. Fijn.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.