BRAHMS EN DE BEKERING VAN EEN PUBER

We schrijven halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw. Rond middernacht liggen een vader en zijn tienerkinderen ruggelings op het vloerkleed te luisteren naar het eerste pianoconcert van Brahms. Schitterende, meeslepende muziek, die je voert langs bergen en dalen, door stormen en stiltes.

Het is een fijne herinnering uit mijn jeugd. Die kwam weer boven toen datzelfde pianoconcert onlangs in Assen werd uitgevoerd door het Noord Nederlands Orkest met Lukáš Vondráček als solist. Ik heb dit stuk vaak gehoord, op elpees, cd’s en ook wel eens eerder in de concertzaal. Het verveelt nooit. Wat mij betreft overtrof deze uitvoering alles. Wat een pianist. Wat een orkest.
Iemand die het kan weten zei me dat het niveau van de gemiddelde afgestudeerde conservatoriumstudent de laatste tientallen jaren enorm is gestegen. Misschien is het NNO daardoor zo’n fantastisch orkest. Het zinderde, zoemde, was beurtelings intiem en fel, en vooral heel precies. Vondráček was virtuoos, krachtig, genuanceerd en kristalhelder.

Gevloerd door Brahms

Boegeroep
Mijn oordeel is een lekenoordeel. Nee, dan de recensenten die in 1859 bij de eerste uitvoeringen van dit concert zaten. Ze vonden het waardeloos. Eentje had het over ‘een symfonie met een obligate pianopartij’. In Hannover volgde na de première een doodse stilte nadat de laatste tonen hadden geklonken. In Leipzig kregen orkest en solist een paar dagen later een fluitconcert en boegeroep over zich heen. Die solist was Brahms zelf. Hij was nog maar halverwege de twintig, de kritiek moet hem hard geraakt hebben, maar hij hield zich groot. ‘Ik kon het wel verdragen, want ik wist wat mijn muziek waard was, en dat eens een ommekeer ten goede zou volgen’, zei hij tegen een vriend.

Brahms als twintiger

Hoerentent
Brahms was een grote componist en een voortreffelijke pianist. Al op zijn tiende speelde hij de pianopartijen bij openbare uitvoeringen van kwintetten en kwartetten van Beethoven en Mozart. Hij was zo goed dat Hamburgs beste pianopedagoog hem gratis les ging geven. Had hij in deze tijd geleefd, dan zou hij in Podium Klassiek kunnen opdraven als ‘jonge held’. De kleine Johannes daarentegen kwam niet op tv, maar schnabbelde in een Hamburgse rosse wijk als barpianist in een hoerentent. Zijn ouders hadden de grijpstuiver die dat opleverde hard nodig.

‘Jonge held’ Johannes Brahms groeide op in de rosse buurt van de havenstad Hamburg. Daar moest hij als als barpianist zijn ouders helpen de eindjes aan elkaar te knopen.

Dwarse puber
Ik heb me als jongen lang verzet tegen klassieke muziek. Zodra het door de woonkamer klonk maakte ik boos dat ik wegkwam. Dwarse puber, zeg maar. Tot mijn geluk kreeg ik een hbs-vriendje wiens vader overliep van aanstekelijk enthousiasme voor muziek. Hij was een stuk ouder dan mijn eigen vader, maar dat merkte je niet. Hij juichte ons toe als we rammelden op onze gitaar, piano en theekist en daarbij liedjes zongen als Tom Dooley. Soms zette hij een plaat op met alleen de orkestpartij van het vioolconcert van Mendelssohn. Zelf floot hij (met de mond) de solopartij. Op een zondag nam hij ons vanuit Leeuwarden mee naar Amsterdam naar de Matthäus Passion in het Concertgebouw. De grote Eugen Jochum dirigeerde het Concertgebouworkest en -koor. Klassieke muziek was geen vies woord meer, ik was verkocht. Ook thuis gingen de oren open. Het maakte het tafereel in de aanhef mogelijk.

Brahms

Lawaaiconcerten
Het was jammer dat de zaal in Assen maar half vol zat. Het publiek applaudisseerde na het eerste deel van het pianoconcert. De orkestleden glimlachten gegeneerd. Ach, die domme mensen die niet weten dat je bij klassieke concerten pas klapt als het stuk helemaal uit is. Behalve bij opera’s, daar mag je juichen na elke aria. Het zijn willekeurige gebruiken, die net zo goed anders hadden kunnen zijn. Twintig jaar geleden heeft het NNO geëxperimenteerd met ‘lawaaiconcerten’. Iedereen mocht door de muziek heen praten, applaudisseren en met papiertjes knisperen. Ze hoopten daarmee een barrière te slechten, maar het liep op niets uit. Aan die flauwekul doen ze gelukkig niet meer.

3 reacties

    • Bas Verwey op 15 april 2025 om 23:25
    • Reageer

    Dierbare herinneringen. Dank Piter. Dwars was je dan wellicht, maar toen de genoemde vader tussen zijn patiënten door ons Mahler’s vierde onder Mengelberg liet horen begreep jij meteen hoe bijzonder dat was. En toen op een avond laat Beethovens ‘waarom-toch-concert’ 3 keer gedraaid werd op een avond met teveel borrels, ging jij er muzikaal dwars doorheen.

    • Piet Dijkstra op 14 april 2025 om 22:33
    • Reageer

    Wat een prachtig verhaal Piter! Ik kom net thuis van een heerlijke repetitie van ons fanfareorkest en dan komt deze beleving van jou helemaal binnen.
    Mijn moeder luisterde vroeger naar de Mattheus op de radio. Ze leende de radio van de buren. Ze zat dan tussen 2 radio’s in de kamer , de één afgestemd op Hilversum 1 en de ander op 2. Stereo!
    Ik ben daardoor denk ik een tiental jaren later dan jij voor klassieke muziek gevallen.

    • Martin Köster op 14 april 2025 om 10:07
    • Reageer

    Aan een goede jeugdherinnering heb je tot op hoge leeftijd plezier; van een slechte hou je last.
    Paul Herruer, muziekrecensent van het Dagblad, die ik in de zeventiger en tachtiger jaren regelmatig zag in een cafe in G. mocht willen dat hij zo’n recensie kon schrijven over een pianoconcert van B. in A.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.