In de krant las ik dat Hubble een ster heeft ontdekt die 12,9 miljard lichtjaar bij ons vandaan staat, beter: stond. Het is de oudste ster waar hemelvorsers ooit tegenaan liepen, ontstaan toen ons heelal pas een miljard jaar oud was. Nu zijn wij met z’n allen 13,9 miljard jaar. En ik voelde me al zo oud.
Ze hebben die ster Earendel genoemd, een naam voor morgenster. Hij was vijftig keer zo zwaar als onze zon. De dikzak brandde ook feller en dan ben je als ster snel opgebrand, las ik. Voor mij is het een wonder dat astronomen dit allemaal weten, maar het is geen wonder. Het is wetenschap, stapje voor stapje steeds meer te weten komen.
Oudheid
In de oudheid konden ze al banen van sterren en planeten berekenen. Dat is pas een wonder, zo zonder telescopen en rekenmachines. De slimme mensen van toen waren heel wat intelligenter dan ik nu. Stukje bij beetje hebben zij en hun opvolgers kennis op kennis gestapeld. Ik kreeg er zo nu en dan een brokje van mee, al ging het buiten mij om.
Geen mensen
Onze zon is ongeveer vijf miljard jaar oud en voor zover we weten halverwege zijn bestaan. Earendel daarentegen is al lang ter ziele, als je dat van sterren kunt zeggen. Als we hem zien kijken we in de geschiedenis, we zien alleen zijn licht dat nog altijd op reis is. Misschien hebben om die ster wel planeten gedraaid, die zijn er dus ook niet meer. We zullen het nooit weten. Misschien is er zelfs op zo’n planeet leven geweest. Mocht dat zo zijn, dan liever geen mensen.
Plantaardig
Plantaardig leven is het mooiste. Als je vastzit aan de bodem kun je niet achter iemand aan zitten om z’n kop af te hakken. Voor planten pleit dat ze elkaar niet naar het leven staan. En mochten ze dat op een subtiele manier wel doen -ze kunnen elkaar verdringen- dan hebben de slachtoffers er geen buikpijn van.
Hersenen
Pas bij leven dat zich heeft losgemaakt van de grond zien we hersenen. Ik heb tenminste nog nooit gehoord van planten met hersenen. Wat niet wil zeggen dat dat niet zou kunnen bestaan. Maar dan zitten ze altijd nog vast aan de grond. Tenzij die hersenen daar iets op vinden. Zou kunnen, wij vliegen tenslotte ook.
Zonder hersenen geen wapenwedlopen, geen landjepik, geen Boetsja, waar de lijken op straat liggen te getuigen van wrede stompzinnigheid. Zonder hersenen geen stompzinnigheid.
Ik was somber. Vanwege die oorlog in Oekraïne ver weg en vanwege een vriend dichtbij, die net te horen heeft gekregen dat hij het niet lang meer maakt. Het was zondag; ik zette gewoontegetrouw Podium Witteman aan. Heen en weer geslingerd tussen die vriend en de oorlog zag ik een oude man achter een vleugel plaatsnemen en hoorde hem Bach spelen. Bach – wat een brein. Hersenen brengen ook wel eens iets goeds.
Ik kende het stuk, maar het trof me als een mokerslag. Ongeëvenaard mooi klonk het – een glimp van de eeuwigheid, samengebald in een paar honderd noten die alles zeiden wat er te zeggen valt, al had ik geen idee wat. Daar zat ik in mijn stoel met een paar kletsnatte wangen, en alles viel voor even op zijn plaats.
Een futiliteit, dat ben je.
2 reacties
Willem Goud, bedankt!
Het onbegrijpelijke is het contrast, ultieme schoonheid tegenover ultieme wreedheid, hoe kan dat nou verenigd zijn in 1 soort?