DIT IS EEN WINTERTJE VAN NIKS – VROEGER MAAKTEN WE WEL ANDERS MEE

Leuk hoor, dit winterweekje, maar het stelt niks voor. Vroeger, toen hadden we pas winters. De ijstijd was er niks bij. Toch was er nooit gekloot met codes rood of kwamen weersvoorspellers ons op het tv-journaal vertellen dat we een muts op moesten zetten. De treinen reden rustig door en de post werd elke dag bezorgd. Niemand hoefde ons uit te leggen hoe we ons moesten redden.

Ik herinner me de eerste maanden van 19** in het Friesland van mijn jeugd nog goed. Man, man, wat een wintertje. De elfstedentocht was in januari al in alle rust verreden. Toen diende zich in februari een nieuw koufront aan, met een storm die de sneeuw dakgoothoog opjoeg. Onze voordeur, die naar buiten opende, zat muurvast. Alleen onze zolder piepte nog boven de sneeuw uit. Mijn vader bond mijn op één na oudste broer Feitse, die mager en sterk was, een touw om z’n middel, perste hem door het dakraampje naar buiten en gooide hem een schop achterna.

Watjekou
Feitse zakte meteen diep weg in de sneeuw maar vocht zich manmoedig naar boven, geholpen door het touw waar wij aan trokken. Daarna begon hij een geul te graven. ’s Avonds konden we naar buiten. De krant stak in de sneeuwwand, want hij was netjes bezorgd.
Ik was kwaad omdat ik niet mee mocht scheppen. “‘t Is oneerlijk, ’t is míjn dakraam”, riep ik, want ik sliep met mijn kleine broertjes en zusjes op zolder. Mijn jongste zusje keek me bewonderend aan, maar vader verkocht me een watjekou van hier tot gunter en mijn grote broers lachten me honend uit.

Où sont les neiges d ‘antan? Tekening Ids Wiersma

Boekweitmeel
Denk maar niet dat die sneeuwstorm op de buis kwam, want er was nog geen tv. Dus godzijdank ook geen Heel Holland Bakt. Maar heel Holland bakte wel degelijk, want alle huisvrouwen bakten – in reuzel – pannekoeken van tarwe- en boekweitmeel uit grote zakken die ze uit voorzorg hadden ingeslagen. Die pannekoeken waren nog zonder n en er mankeerde niks aan.

Wak-tot-wak-race
Mijn vriendjes en ik hakten in de vaart bij ons huis twee wakken in het ijs op 25 meter afstand van elkaar. We trokken onze kleren uit en zwommen onder het ijs door van het ene wak naar het andere. Een wak-tot-wak-race heette dat. Het vroor zo hard dat we de wakken met stokken open moesten houden. Natuurlijk vergaten we dat wel eens en dan verdronk er iemand, maar dat hoorde er bij. Omdat alle gezinnen bijzonder kinderrijk waren werd het gemis niet zo gevoeld. Wij waren thuis met z’n veertienen, maar twintig kinderen was geen uitzondering. In het veen kijkt men niet op een turfje, zeiden de ouders dan met een knipoog naar elkaar, want ze wilden ons de winterpret niet vergallen.

Jelle Brandt Corstius
Die wak-tot-wak-races waren een eeuwenoud cultuurgoed, maar belandden niet op de werelderfgoedlijst van Unesco, laat staan in de krant. Dat hoefde voor ons ook niet, want we vonden het niks bijzonders. Heel anders dan tegenwoordig, als mensen al in zwetsprogramma’s als Op 1 komen omdat ze ‘s winters een beetje in zee zwemmen. Jelle Brandt Corstius kreeg zelfs vier pagina’s in de Volkskrant om te vertellen dat hij ‘s winters eens per week een paar minuutjes in buitenwater zwemt. Het vroor nog niet eens toen. Doetje.

‘Doetje’ Jelle in de Volkskrant

Twee elfstedentochten op één dag
Mijn vijf oudste broers besloten de Elfstedentocht nog eens te rijden. Tot mijn woede mocht ik niet mee, maar ik hield me gedeisd uit angst voor weer zo’n watjekou. ‘s Ochtends zes uur stonden Zweitse, Feitse, Reitse, Beitse en Weitse op hun houtjes op de Singel bij de Prinsetún in Leeuwarden. Om twaalf uur waren ze rond. Ze keken elkaar aan: doen we er nog één? Een beker warme chocolademelk, een slok berenburg en weg waren ze weer. ‘s Avonds om acht uur finishten ze voor de tweede keer. Denk maar niet dat er ook maar één krantenjongen of fotograaf hen stond op te wachten. Maar daar maalden ze niet om.

Niet zeuren, doorschaatsen
Ze waren uit hetzelfde hout gesneden als mijn oom Bonke, die boer was in Snikzwaag en geen elfstedentocht oversloeg. ‘s Ochtends om 4 uur molk hij zijn koeien, daarna schaatste hij naar de start in Leeuwarden. Met het elfstedenkruisje op zak aanvaardde hij ‘s avonds de schaatstocht terug naar huis. Alles op houtjes, dat spreekt. Tegenwoordig vinden we zoiets een huzarenstukje, maar vroeger deden alle Friese boeren het zo. En niks snelle schaatspakken met reclame erop, maar gewoon dikke truien met kranten eronder en zeemleer voor het kruis. Als er eens een teen, een voet of een been afvroor, geen gezeur, doorschaatsen. Weer thuis moest oom Bonke eerst nog even de koeien melken en de stal uitmesten. Daarna mocht hij naar bed, alwaar hij, alvorens zich in Morpheus’ armen te storten, zijn vrouw de eer bewees die een Friese boerin toekwam.

Oom Bonke
(illustratie Hollandse Hoogte)

Tevreden met wat ze hadden
Dezelfde storm die ons huis bedolf onder de sneeuw stuwde op de grote rivieren de ijsschotsen in de Lek en het Hollands Diep op tot ondoordringbare ijspakken. Het rivierwater kon geen kant meer op, waardoor de Betuwe, de Bommelerwaard en het land van Maas en Waal meters onder water kwamen te staan. Er bestond toen nog geen Catshuisoverleg om bij slecht weer af te blazen, maar de regering, druk in de weer met de Koude Oorlog, liet weten dat alles onder controle was. Het getroffen volk sloeg een kruis en trok zich terug op zijn zolders. Men kwam pas maanden later weer buiten, toen het water gezakt was. Dat was nog eens een lock down! Maar je hoorde niemand mopperen of klagen, want de mensen waren wel wat gewend en wie niet was verzopen, doodgevroren of verhongerd was tevreden met wat hij had.

6 reacties

Naar het reactie formulier

    • eke op 15 februari 2021 om 15:28
    • Reageer

    Tis wel schateren met jou!
    groet, Eke

    • erik op 14 februari 2021 om 17:02
    • Reageer

    Vandaag met klapschaats en snel pak genoten van het ijs. Tijdens de lange slagen en de “klap” op het einde van de slag toch wel aan toen gedacht. toen we wle die lange tochten konden schaatsen. Helaas blijft het nu met een weekendje. Blij dat ik nu nog steeds kan genieten ondanks dat we zo uit zacht hout gesneden zijn.

    • Martin Koster op 13 februari 2021 om 21:24
    • Reageer

    De jeugd en niet alleen de jeugd van tegenwoordig zijn me een watjes…
    En snelle Jelle, de arme drommel, heeft die aandacht nodig. Zou het door z’n vader komen?

    • Menno Samplonius op 12 februari 2021 om 12:37
    • Reageer

    Berjocht fan Foekje út Snikswaech: “As hy syn holle op it kessen leit, slept syn kont al.”

    • Klaas op 12 februari 2021 om 09:48
    • Reageer

    Mooi verhaal Piter!

    • Henriëtte op 12 februari 2021 om 09:43
    • Reageer

    Wat fijn, dat mensen op een zekere leeftijd nog zo’n goed geheugen hebben. Ons vertellen hoe het was. En mee laten genieten. Dank daarvoor. Ook ik kwam weer in vroegere sferen. Sta me één opmerking toe. Ik heb eerbied voor het sterke geslacht, maar dat oom Bonke na al dat geschaats nog iets kon betekenen voor zijn struise bedgenoot wil er bij mij niet in. Ook toen niet. Ook niet in Snikzwaag.

Laat een antwoord achter aan Klaas Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.